De nieuwe Woningwet verandert in 2015.
Wat verandert er voor huurdersorganisaties en bewonerscommissies?
Woningwet 2015 in vogelvlucht.
Met de nieuwe Woningwet verandert er veel in de positie van huurdersorganisaties. Hun positie wordt fors verbeterd met meer rechten en extra mogelijkheden.
De veranderingen op een rij.
• Huurders worden volwaardig partij bij prestatieafspraken. Huurdersorganisaties moeten worden uitgenodigd voor het maken van prestatieafspraken en hebben recht op dezelfde informatie die de corporatie aan de gemeente geeft. Als de drie partijen niet binnen zes maanden tot afspraken komen, kan elk van de drie partijen bezwaar aantekenen bij de minister.
• Huurdersorganisaties krijgen instemmingsrecht bij het aangaan van fusies en verbindingen.
Uitzondering is een situatie waarin een fusie noodzakelijk is om faillissement van een corporatie te voorkomen of de volkshuisvestelijke doelen te halen. De minister bepaalt of dat het geval is.
• Minimaal een derde van de leden in de Raad van Commissarissen moet bestaan uit huurderscommissarissen.
Als er geen huurdersorganisatie is, berust het voordracht recht bij de huurders van de corporatie gezamenlijk.
• Het recht op financiering van huurdersorganisaties wordt beter vastgelegd. Huurdersorganisaties hoeven niet langer achteraf met bonnetjes om geld te vragen, maar aan het begin van het jaar op basis van een begroting. Daar moet achteraf uiteraard wel verantwoording over worden afgelegd.
• Verhuurders mogen niet langer weigeren om het inhuren van een deskundige door de huurdersorganisatie te vergoeden. De huurdersorganisatie kan één of meer deskundigen uitnodigen om een overleg bij te wonen. Ook de scholingskosten moeten door de verhuurder worden betaald. Huurders en verhuurder moeten in overleg bepalen hoeveel scholingsdagen redelijk zijn, maar het minimum is vastgelegd op drie dagen per jaar. Omdat dit in de Overlegwet geregeld wordt, gelden beide verbeteringen ook voor huurdersorganisaties in de commerciële huursector.
• Het wordt mogelijk om een huurdersraadpleging te houden. Huurdersorganisaties kunnen dit middel gebruiken, maar gemeenten en corporaties ook.
• Huurdersorganisaties krijgen het recht van enquête. Als er sprake is van wanbeleid binnen een woningcorporatie kan de huurdersorganisatie een verzoek indienen bij de Ondernemingskamer om onderzoek te doen naar het beleid en de gang van zaken. Vervolgens kan de Ondernemingskamer bij gebleken wanbeleid maatregelen treffen.
• Corporaties dienen, in overleg met het college van b&w en huurdersorganisaties, een sociaal statuut op te stellen met afspraken hoe omgegaan wordt met sloop en renovatie van woningen en hoe de bewoners daarbij worden betrokken. Dit sociaal statuut bevat ook afspraken over de (hoogte van de) tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.
• Corporaties moeten een overzicht opstellen van voorgenomen werkzaamheden in de eerstvolgende vijf jaar. Over dit overzicht voert de corporatie overleg met huurdersorganisaties en bewonerscommissies.
• Huurders krijgen de mogelijkheid een wooncoöperatie op te richten. Om de haalbaarheid te onderzoeken moet de woningcorporatie een initiatiefgroep zes maanden de tijd geven en € 5.000,- beschikbaar stellen. Als de wooncoöperatie gerealiseerd wordt, krijgt die een ‘bruidsschat’ mee van vijf jaar onderhoudsreserveringen.
• Corporaties moeten de sociale activiteiten (diensten van algemeen economisch belang) scheiden van de commerciële activiteiten. Als een corporatie bij die scheiding woningen die op basis van het puntenaantal geliberaliseerd kunnen worden, in de commerciële tak wil onderbrengen, is een zienswijze van gemeente en huurdersorganisatie verplicht.
Wanneer u geïnteresseerd mocht zijn in de volledig wettekst dan kunt u deze hier lezen.